zondag 6 september 2015

De Hordenloper

In mijn vorige leven was ik een veelbelovende atlete. Als klein meisje (6 jaar) mocht ik al op atletiek in Amstelveen en de atletiekbaan bestond uit een grasveld met witte krijtlijnen. De gympjes van de Hema waren goed genoeg maar toen ik op een mooie dag de oude rode, soepele, suède puma of was het slazenger? wedstrijdspikes van Mieke Sterk kreeg was ik als een kind zo blij.  Deze spikes hadden op een Olympische baan gelopen. Ik had nog maar maat 34 maar met drie paar sokken en wat watten in de punten liep ik dus op haar maat 39 Olympische spikes. Mieke was heel goed in o.a. hordenlopen en deed naast atletiek ook aan politiek. IJzer Sterke vrouw. 
Ze knalde dwars door allerlei starre barrières heen dus dat hordenlopen was voor haar gewoon ff lekker loeihard door roeien en ruiten gaan.

foto: Mieke Sterk 


Toen ik toch bleef struikelen over die flapschoenen van haar ben ik overgestapt op de Adidas lichtblauwe spikes met witte strepen, die de meisjes allemaal hadden. Je wilt er toch bij horen. Het was een hechte club. In die groep van 10-11 jarigen zaten meiden die altijd wonnen. Ze waren toen al Nederlandse kampioenen op de sprint, de horden en hoogspringen. Als we een wedstrijd hadden gehad zaten ze op de achterbank op de terugweg steevast met drie medailles om hun nek en ik had nooit wat. Ze waren ook nog eens heel mooi. Ze hadden mooie lange hertenbenen en ik niet. Ik had korte, stevige voetbalbenen eigenlijk en strakke achillespezen, brede voeten en stijve heupen. Maar met mij konden ze dan weer lachen, zeiden de ouders. Dat was wel zo. Want zo strak als de schema’s, zo serieus waren de kinderen al bezig met hun Persoonlijke Records's en anders de ouders wel. Het PR was zo’n beetje het enige dat telde. 

Zo sukkelde ik lekker de puberteit door op de atletiekbaan in Haarlem waar ik lid werd van vrouwenclub Atmodes. Het tenue was vreselijk. Groen met wit. Broekjes waar je dikke billen in had. Althans ik. Maar wat een geluk! De trainer waar ik als 6 jarig kind al dol op was en mee dolde in Amstelveen, de grappige swingende Les Brown, kwam gelijk met mij in Haarlem trainen. Hij zei altijd vrolijk: Okidoki!  En omdat hij specialist was op de werpnummers, ging ik speerwerpen. 

Hier in actie op de spikes van Mieke, die ik inmiddels paste.

De rest kon ik toch niet bijbenen. Boven mijn bed hingen de helden van die tijd:  Lydia Kuys (speer)  met Jos Hermens (hardlopen)  en Frank Nusse, een hordenloper op een kalender geloof ik.
 Verrassend genoeg bleek ik wel een handje te hebben van speerwerpen. Ik had namelijk een snelle arm. En dat klopt want ik deed niets liever dan keihard gooien. En vroeger speelde wij al indiaantje met zelfgemaakte speren die wij op elkaar gooiden. 
Maar, zo werd ik ook nog eens goed  en fanatiek in atletiek! Ik kreeg zelfs een eigen wedstrijd-speer van de club met het gewicht helemaal naar mijn hand gezet en mocht op speciale trainingsweekenden mee naar Papendal. Nou! En ik gooide dat kreng toch 46 meter weg. Mijn PR!  Bijna nog een keer een discuswerper doorboord  die in het veld zijn discus liep te zoeken want er kwam een windvlaag onder mijn speer waardoor ie verder ging dan ik dacht. Hij ging als een speer en schampte de schouder van de discusbeer. En dat terwijl er net een gewaardeerd jurylid van onze club door een kogel was getroffen. Het is een linke sport. 
Tja, atletiek. De moeder der sporten. Dan mochten mijn zus en ik ook nog eens regelmatig mee met onze vader, de sportverslaggever, naar de wereldatletiekwedstrijden in Zurich, Koln en Brussel. Ik heb nog in de lift gestaan met Sebastian Coe en Steve Ovett. Ik was voor Sebas. Maar ik denk niet dat hij dat nog weet.  Daar zag je dan die prachtige, oppermachtige stilist Carl Lewis lopen en verspringen en Sergei Bubka die een wereldrecord sprong met zijn polsstok, waar mijn zus dan weer een grote fan van was. 

Hier is Sergei z'n aanloop aan het uitzetten vlak voor onze neus. Op de achtergrond zie je gestapelde hordes. 


Mijn zus was dan ook de eerste vrouw  in Nederland die dat ook ging doen, polsstokspringen en dat vond ik super stoer. 

En wij keken dan naar Segei die dan zijn Pr en dat van de wereld verbeterde met 1 lullige cm in Zurich. En dan kreeg ik kippenvel. want je denkt dan: Waar houdt het op? Kan het nog hoger, sneller, verder?

En wij wisten toen nog niks van doping.
Dat kreeg ik ook van Daf. Kippenvel. Onze Daf! Want van Daf staan wij wel helemaal paf. Ook al heb je helemaal niets met atletiek en denk je in je hartje: hardlopers zijn doodlopers. Daf is nu weer zo'n voorbeeld voor kleine meisjes om hard te gaan lopen. En wat ik zo leuk vind aan Daf is dat zij
1. heel gewoon Daf blijft 
2.ook niet eens met haar handen bij de grond komt als ze gebukt staat met rechte benen.
 Zij heeft een stijve onderrug. En dat zie je er dus niet aan af, bij Daf.

Wat dat betreft zijn hordelopers natuurlijk veel soepeler. Die moeten steeds in een soort spagaat over zo’n hekje springen en precies uitkomen met drie passen ertussen. Daar moet je echt wel een heeeeel speciaal type voor zijn. Maar hoe het toch zover komt dat je horden gaat lopen blijft wel een vraag. 
Dat hoort u dus in het lied van Joop Visser en Jessica van Noord uit de gelijknamige musical: De Hordeloper. Daar zit het hele leven in. Dat is soms ook niet te harden. Het ligt er ook maar aan hoe hoog je de lat legt. Je zou het ook een levenslied kunnen noemen waar een hoop horden te nemen zijn. 

Soms zijn ze hoog 

soms zijn ze laag
soms vallen ze om
soms blijven ze staan

Maar met een beetje talent en een hoop inzet kom je er wel. Of andersom. En sommigen hebben gewoon helemaal geen talent, dat is drie keer nXXX. En dat gaat 'm ook niet worden met of zonder horden. Wordt dan maar liever postbode.

Tja, "De Hordenloper uit de musical de Hordenloper" die de eindstreep jammerlijk niet haalde. 










Geen opmerkingen:

Een reactie posten