maandag 26 februari 2018

Over luizen gesproken en een luie moeder


Ik kom op zolder en zie die enorme berg was.  Daar is toch geen beginnen aan. Ze hebben luizen. Een hardnekkig terugkerend probleem. Elk jaar is het wel een keertje feest. Dan kun je beginnen met de grote schoonmaak die volledig door kan slaan in een paniekaanval als er weer een kind besmet is terwijl je nét alle dekbedden, kussens, jassen, truien, mutsen, sjaals en knuffels drie dagen in vuilniszakken hebt gedaan om ze daarna op 60 graden te wassen. Vergeet daarbij de bank niet waar ze met hun haartjes tegen aan zitten en de autostoeltjes. Meestal gaan we na de eerste neten meteen over tot de tondeuse. Standje 1. Maar nu wil het vriendinnetje van Meike  Jorrit wel knippen. Hartstikke lief. Ze begint meteen met een uitschieter en dan moet de rest er ook af. Het worden vreemde happen en zelfs met de tondeuse is het niet mooi, gelijk, kort stekelig te krijgen. Jorrit ziet eruit alsof hij aan de chemo zit, je durft het haast niet te zeggen, zo erg, met een bleek hoofdje, donkere wallen en een doorschijnend schedeldak met rare plukken haar. Hij heeft ook allemaal kruinen. Wat ziet ie eruit. Vreselijk! Ik moet ervan huilen. Saartje kan er ook niets aan doen want hij zit geen seconde stil. Ik wil hem eigenlijk niet naar school brengen en ziek melden maar hij wil graag voetballen op het schoolplein.  “Jorrit, je moet maar een petje ophouden hoor”, zeg ik als ik hem naar de kleuterklas breng. Maar dat mag niet , zijn petje moet af in de klas en hij wordt uitgelachen. Ik ga dood op dat plein. Dit kan ook echt niet. Ouders wijzen met hun hand voor de mond. Ze hebben het over die moeder die dat kind zo over straat laat gaan. Het woord: ‘asociaal gezin’ valt op de ouderavond, waar ik niet heen durf. ik maak er maar een liedje over, op zolder.

 

En toen was er dus die was

Die enorme grote berg

Dat zij in haar kamerjas

denkt, dat is toch veel te erg

en ze sluipt weer naar benee

en ze neemt een koppie thee

 

Waspoeder, waspoeder, waspoeder, wat een moeder

 

Strijken wil ze ook al niet

Want dat heeft totaal geen zin

Als je al die gaten ziet

In die Oillily kleding

En de truien op het plein

Of het niets kost , reuzefijn

 

Waspoeder, waspoeder, waspoeder, wat een moeder

 

En als grootste dieptepunt

Is het mis met alle sokken

Want die zijn weer uitgedund

En nu lopen ze te mokken

Ik heb geen sokken bij elkaar

En dat is ook best wel raar

 

Waspoeder, waspoeder, waspoeder, wat een moeder

 

En ze ziet die volle mand

Hoe kan het nu toch zo wezen

In mijn fijn sokkenbestand

Wonen singles en was wezen

Duo’s zijn een rariteit

En alles raakt hier altijd kwijt

 

En ze neemt nog een kop thee

Met een groot stuk chocola

En ze zingt 'holladiee!"

Morgen weer naar de Hema

Ik stop er lekker mee

Spoel alle sokken door de plee

 

Waspoeder, waspoeder, waspoeder, wat een luie moeder.

 


 

zaterdag 24 februari 2018


Het oma-schap nadert ! Nog een dikke week en dan is mijn schone dochter haar mooie dikke buik kwijt en een kindje rijk. Niet voor te stellen. Het is gevoelsmatig zó anders dan zelf kinderen krijgen, van een afstandje, moeilijker haast. Een nieuwe rol met de kennis van toen en de wijsheid van nu. Alles komt weer terug in mijn beleving en ik krijg gewoon je reinste nesteldrang. Als het aan mij lag had ik een complete babykamer ingericht met een retro commode met mooie Portugese knoppen op de laden en een houten schommelwiegje en lieve Bambi gordijntjes en had ik nu al die kleine zachte flanellen babyhemdjes gewassen en gestreken en ter compensatie daarvan open ik mijn ‘schatkist’ met de mooiste babykleertjes die mijn oma zo liefdevol gehaakt en gebreid heeft.

Zo is er een zijden overslaghemdje met een ultrafijn gehaakt oud roze randje en een paars hansopje met ingebreide olifantjes van een Oillily patroon en het dekbedhoesje met vrolijke randjes voor in de rieten wieg met dito stootrand. Ik zie een zacht gele vlek die erin gesleten is door het gedraai van het babyhoofdje van mijn zoon die nu vader wordt en ik voel de tranen opwellen. Ik ben emotioneel incontinent deze dagen. Ik ga gewoon als 'therapie' lekker alles wassen en strijken, dat doe ik anders nooit. En dan kom ik ook zwemdiploma’s tegen en het gouden boekje van de drie beren en de houten speelgoedtrein en een grote doos met lego en de knuffelbeer van de Bijenkorf die ik toen nog gekregen heb van de vader van Brigitte Kaandorp omdat hij in het bestuur zat van de Bavoschool waar ik toen gymles gaf. Hij kwam toen op kraamvisite met die beer en vertelde over zijn dochter waar hij zo trots op was. Dat is nu dus bijna 30 jaar geleden. Ik krijg zin om de lege zolderkamer op te gaan knappen en daarvoor kom je al gauw terecht bij Ikea. Daar was ik een tijd niet geweest, want als je niet hoeft, ga je daar natuurlijk niet naartoe. Joop en ik hebben er ook een couplet over in een liedje. Dat gaat zo: “Een dagje naar Ikea met vrienden of gezin, gaan steengrillen en bowlen, ik krijg meteen al zin, zoveel hou ik van jou, zoveel!” Om maar aan te geven hoeveel je wel van iemand moet houden als je zulke dingen gaat doen.


Er ís een tijd geweest, moet ik eerlijk bekennen, dat ik daar heen ging voor mijn rust. Ja, u hoort het goed, mijn rust . Dat was dan om de kinderen te laten spelen in het ballenparadijs zodat ik linea recta in het restaurant kon gaan zitten met een krant en een kop koffie. Dat zat er thuis namelijk niet in. Als ik daar aan kwam zetten, herkenden ze mij al. Ik kwam er wel één keer per week. Dan ging ik niets kopen, want daar had ik geen geld voor en áls ik al geld had dan deed ik het nog niet want dan liep je het risico dat je halverwege die winkel een “DING DONG” hoorde met de boodschap:  “Attentie alstublieft, Wisse en Jorrit willen opgehaald worden uit de ballenbak. “ Alleen al het idéé had op mij een volstrekt verlammende werking. Ik wist dan niet meer wat ik moest kopen, waar het lag en hoe ik het snelst bij de kassa kwam. Dat kwam allemaal weer terug toen ik daar zo door Ikea liep en het viel mij op dat er gradaties waren in het ophaalbevel. Je hebt de categorie van kindjes die gewoon graag naar mama willen en dan zeggen ze: “Dion en Rachelle willen opgehaald worden uit Smalland”, want zo heet dat nu. Dan heb je de categorie van kindjes die aan het huilen zijn om hun moeder en dan zeggen ze: “Sterre en Merlijn willen GRAAG opgehaald worden uit Smalland.” Dan heb je de categorie van kinderen die staan te krijsen om hun moeder en bijvoorbeeld aan het vechten zijn geslagen en dan zeggen ze: “ Mohammed en Alie willen HEEL ERG GRAAG opgehaald worden uit Smalland”. Dat betekent dus: Jammer dat je net een bijpassend frontje hebt gevonden voor je keukenkast, laat maar zitten, je moet NU meteen je kind ophalen, ga niet langs start.
En dan heb je ook nog de buitencategorie en dat klonk dan zo: “Ding Dong, de LEIDSTER van het ballenparadijs wil HEEL ERG GRAAG opgehaald worden uit het ballenparadijs.” Dat was dan als Wisse en Jorrit erin zaten.
Ik loop daar meewarig rond en koop een grote knuffelhond voor de baby. Ahhhh, het is precies Sjors! Verder eet ik lekker Zweedse gehaktballetjes met cranberrysaus en patatjes. Wat verheug ik mij toch op dat kleinkind.

dinsdag 20 februari 2018


Vrije School


Ziezo, de kinderen zitten op school. Pfff. Ik was al om 6.00 uur op. Tijd voor de krant. Het ochtendritueel met allemaal aankleden, eten, tandenpoetsen, broodtrommels vullen, pakjes drinken erbij, euritmie schoentjes niet vergeten en natuurlijk moet er een bal mee voor onderweg, is weer met de nodige weerstand verlopen. Er gaat logistiek altijd wel iets mis. Ze zitten op de Vrije School en we gaan daar zingend en huppelend naartoe met een dubbele kinderwagen waar een baby inligt en een peuter inzit en twee kleuters ernaast . Dat is nog relatief goed te doen. Behalve dan als we vlak voor vertrek in de winter een totale verschoning moeten plegen omdat er weer een in zijn luier heeft gepoept en meestal is dat Wisse. Dan moet dat skipak uit en stilliggen doet ie niet. Dat is een soort worsteling. Er gaan heel wat luiers op een dag doorheen. Katoenen, want ik ben milieubewust. We wonen ook in een milieu woning met een grasdak en geen centrale verwarming en kalkzandstenen muren met dure milieuvriendelijke verf op de houten kozijnen die na een jaar al helemaal vervaagd is. We hebben geen afwasmachine, geen droger, geen auto en één kachel. De luiers zijn overigens wel met ophaalservice. Als we dan het schooltje op tijd hebben bereikt moeten de kleutertjes eerst netjes de juf een hand geven en braaf in de kring op hun stoeltje gaan zitten totdat iedereen er is. De ouders moeten dan achter het stoeltje van hun kind hurken voor het afscheidsritueel en dan doen we met z’n allen de ‘ochtendspreuk’. Dat is best lastig voor mij want ik heb twee kinderen in die klas en de baby Jorrit begint dan bijvoorbeeld te huilen voor een voeding en kleine Wisse klimt alweer naar boven richting  het poppenhuis waar hij dan de boel gaat verbouwen. Later is hij ook verhuizer geworden. Maar dat is wel een ramp, want juf Gabi in haar lange wollen rok en zelfgesponnen  geitenharentrui , rode appelwangen en zweet op haar bovenlip , heeft alles perfect geordend, elke kabouter op z’n eigen plekje , alles even schattig, warm, donker, omhullend en lief. Juf Gabi kijkt dan heel boos naar mij en ik word heel rood. Het zweet breekt mij uit. “Er mag nog niet gespeeld worden”, zegt ze streng. Tot overmaat van ramp heb ik dan mijn sleutels in de gauwigheid op de seizoen tafel gelegd en dat is werkelijk een overtreding waar zo’n beetje de doodstraf op staat. “ Van wie zijn deze sleutels naast Koning Winter!??” ‘Van mijn moeder!’ roept Jelle vrolijk. Dat is dus een vorm van heiligschennis. Rudolf Steiner kijkt dan ook heel ernstig naar beneden uit zijn antroposofische lijst. Ik krijg de neiging om er een rendier van te maken maar dat vertel ik maar niet. Dat het andere ouders wel lukt om hier een soort zen, fluisterend rustmoment van te maken frustreert mij nog meer dan de 5 dikke dagelijkse poepbroeken van Wisse. Ik voel de afkeurende blikken. “Die jongens zijn wel heel erg druk.” En ja, dat is ook zo. Maar ik denk dat ze daarom dus juist goed zitten op de Vrije School met het vrije, spelende kind in de hoofdrol. Daar mogen ze lekker hutten bouwen en zagen en timmeren en verkleden en brood bakken en toneelstukjes doen en zingen en springen en klimmen en zichzelf zijn toch? Hier zijn toch lieve juffen met engelengeduld?  Ik ga er helemaal in op. Ik word er ook heel zenuwachtig van, want je doet het nooit goed. Het is toch een soort dogmatische leer en de sfeer is serieus, met zonder gevoel voor humor. Je zou het sektarisch kunnen noemen.  Als de juf op huisbezoek komt, schuif ik gauw de barbies en de baby Born pop onder de bank en zet de kamer vol met het verantwoorde loei dure houten treinbaantje, bak ik zelf zuurdesembrood, zorg dat de seizoen tafel bij is met verse bloemen en hang een gekleurde lap over de tv. De grote rubberen Tyrannosaurus Rex die op batterijen een diep grommend geluid maakt en een cadeau is van Ome Piet, die altijd grote plastic cadeaus aan de kinderen geeft om mij te pesten, heb ik zojuist in de grijze container geflikkerd. Weg ermee. Ik dacht: dat kan écht niet als de juf langskomt. Alles ziet er perfect uit, bloemetjes, geurende oven, schoon huis, was opgeruimd, verse muntthee, suikervrije koekjes. En daar komt ze het tuinpad op met haar lange rok, de muts, over de oren. Ze gaat zwijgend zitten. Hemeltje. Natuurlijk val ik gigantisch door de mand want de jongens gaan uitgerekend nu juist heel lang zeuren om snoep, dat ze nooit krijgen en “We mogen toch altijd tv kijken waarom nu niet.” Ik blijf  zogenaamd kalm en zeg rustig en met overwicht: “Omdat de juf er nu is en die wil even met mij praten en thee drinken.” Maar daar trappen ze niet in en het gaat door met : “ Wat gaan we eten?” Ik weet het nog niet, maar zeg vastbesloten: “ Macaroni.” ‘He mam, niet wéer macaroni. Dat hebben we gisteren ook al gegeten.” Hebben we een toetje?’ “ Als je je bord leegeet krijg je een toetje. Nou, ga nu maar even buiten spelen, ik roep jullie zo.” En Juf Gabi kijkt zorgelijk en gaat vertellen dat Jelle, de oudste zoon niet mee wil doen met de kabouter breien en dat dat juist zo goed is om zijn eigen grenzen te voelen. Ik knik bedeesd. “Ja, want met die breinaalden tegen zijn lijfje aan, voelt ie dat en moet hij zich beheersen met kleine bewegingen en komt hij bij zichzelf. Maar Jelle gebruikt de breinaalden om mee te vechten .” Ojee, ja hij haat dat breien. Hij vindt het voor meisjes.” Ik ratel wat onsamenhangend door.” Ik had ook net een Robin Hood pak voor hem gemaakt.  Eigenlijk wil hij het liefst als Kapitein Haak voor Carnaval op school, maar dat mag niet he, het moet een figuur zijn uit een legende en geen Disney. En Peter Pan is zijn lievelingsfilm. Nou toen hebben we maar Robin Hood gedaan.”  Ik maak trouwens allerlei kleren zelf voor de kinderen op de naaimachine en timmer een heel poppenhuis voor Meike, met meubeltjes en een parket vloer van ijslolly stokjes. Kijk daar staat ie, mooi he!” Ik deed erg mijn best en het huisbezoek leek wel een soort test . Dus ik wilde goed overkomen bij de juf. “En we lezen ook voor hoor. Elke avond voor het slapen gaan, de sprookjes van Grim, of de versjes van Annie M.G of Pipi Langkous en Woeste Willem, dat vind Jelle heel leuk. “Voorlezen is prima, maar Woeste Willem is  dus een piraat en dat is toch geen goed voorbeeld voor Jelle en Pipi Langkous is natuurlijk een stout meisje dat niet luistert en dat is nou net wat er aan ontbreekt bij Jelle. Er moet iets gebeuren. Ik stel voor dat hij op schilder therapie gaat, de nat in nat techniek. Dat hij zich gaat verbinden met vloeiende kleuren om zijn gevoel te laten stromen en dat in combinatie met Euritmie voor het aarde element. Dan leert hij ook het alfabet uit te beelden en het wezenlijke zijn in verbinding met het heelal. Dat zou goed zijn voor hem.” Buiten hoor ik een hoop gegil. Het is Matthijs, het buurjongetje. In de zandbak. Jelle slaat met een schep op zijn kop. ‘Jelle, laat dat!’ schreeuw ik. “Hij heeft mijn kasteel stukgemaakt!! ‘ Ondertussen ruik ik een mengeling van poep en een brandlucht. Shit! Helemaal het brood vergeten uit de oven te halen. Ik doe dat ook nooit, brood bakken. Meike jengelt om haar Baby Born pop en de twee kleintjes, die ik in bed had gelegd voor het middagtukje hebben  hun poepluier uitgedaan en de inhoud aan het behang gesmeerd.  Ze liggen te schateren in hun bedjes. Juf Gabi gaat en laat een briefje achter met het nummer van de Euritmie juf en schildertherapeut. Ik zwaai haar uit met de kinderen en uit de grijze bak komt een dreigend geluid. Whhhhaahhhh!


maandag 5 februari 2018



‘Ík neem!’. Hij was vier jaar en mini-pupil bij DSS. Dat staat voor 'Door Samenspel Sterk'. Jorrit Brandsma met zijn spierwitte koppie haar en kleinste maatpak voetbaltenue, rood-groen met witte broek was meteen al een leider. De broek hing op z’n knietjes en z’n voetbalschoenen hield ie aan in bed. Zijn scheenbeschermers ook. Daar was een voetballertje geboren. Waar de bal was, was hij. Op straat, op het schoolplein, op de voetbalclub. Niets leukers dan pupillenvoetbal. Allemaal  kleuters achter de bal aan als éen kluwen jongetjes, schreeuwende ouders aan de kant die er op zaterdag om 7.00 uur uit moesten, maar er was er dan toch steeds éentje met het hoogste woord die alle ballen nam met zijn linker-pootje: Jorrit Brandsma, de nieuwe Coen Moulijn. En dat is nog steeds zo. Afgelopen zondag stond ik daar in de straffe Noordenwind naar mijn volwassen kind te kijken. Het eerste speelde uit tegen RCH, een geduchte tegenstander. En ze stonden met 2-0 achter toen ik kwam maar wonnen met 4-2 ! Jorrit was de ster van het veld. Zonder dollen. De spelverdeler met inzicht, goed meeverdedigen, passes op maat en een prachtige vrije trap die er in ging. Technisch allemaal goed in orde. Wat was ik trots. Vooral omdat hij niet alleen de motor was van het team maar ook zo positief de rust en tegelijkertijd een drive van jewelste in zich had. Ik zag het aan zijn ogen, die wilden gewoon gaan! En zonder éen onvertogen woord. Op goede voet met de scheids. Geen woorden maar daden. Geweldig. En dan een mooi stuk in de krant met citaat: "Middenvelder Jorrit Brandsma: "We hopen dat we goed kunnen voetballen, maar de basis is strijd." En  " Middenvelder Brandsma vond het een verdiende zege. "Het stond goed bij ons en ook na de 2-0 lieten we niet ons koppie hangen. Dat is ook een kwaliteit." Kijk, dan weet je waar het om draait in de sport.



 Ik dacht terug aan de jaren waar hij zo 'onhandelbaar' was als de pest, driftig en brutaal, schelden vreselijk en luisteren naar de coach? Ho maar! ADHD noemen ze dat, of een of andere leuke variant, geen concentratie en alle dagen heel druk. Stuiterbal. Ik heb daar regelmatig met kromme tenen bijgestaan, zo ging hij uit zijn plaat. Dan werd ie weer geschorst en was er helemaal geen land meer mee te bezeilen. Dat de club hem binnen boord heeft gehouden mag dan ook een wonder heten. Maar ze hadden een zwak voor het jochie. Ze zagen wat hij in huis had . Ze hebben hem altijd gesteund en daar ben ik DSS heel dankbaar voor want het was wel zijn tweede huis, een soort familie, de voetbalclub, de lieve mensen achter de bar, de trainers, vaders en coaches. Hij had talent maar was lastig te sturen en moet je hem nu zien, éen en al toewijding en sportiviteit. Hij heeft zich zo goed ontwikkeld. Op een speciaal-onderwijs-school beland en toch zijn Cios-diploma  gehaald. Je moet ook maar net de goeie juf tegenkomen . En nu het lichtend voorbeeld als begeleider en coach voor kinderen met ouders die moeten werken. Een hoop luizen verder. Kortom, alles komt goed! Jezus, wat is dat fijn. Ik kan wel janken van dankbaarheid. Lang leve de teamsport. Door Samenspel Sterk.



zondag 4 februari 2018


3 februari 2018, Utrecht, schrijfcafé


Vandaag ging het over spiegels.



 Ik vond het zo leuk om in Utrecht te lopen en allerlei spiegels te zien. Ik zag de ene na de andere spiegel.  Je gaat het pas zien als je het doorhebt.

In de Winkel van Sinkel zag ik
spiegelende maskers in droste effect.
In etalages, glanzende gitaren

en de ogen en mond van de Dichter die steeds dichter bij komt. Zeg maar een soort Mona Lisa.


De opdracht luidde: "Laat iemand uit een spiegel komen die jou iets te zeggen heeft."



Sjors komt uit de spiegel. Hij is niet meer dood. Hij kwispelt vrolijk en springt tegen mij op. Dat deed ie nooit, toen ie nog leefde. Hij zegt: Kom op, we gaan wandelen en dan zal ik je vertellen hoe het daar boven is. We lopen zijn favoriete rondje langs de molen en de vijver, hij tilt zijn poot soepeltjes op en vertelt honderduit. Ten eerste verzekert hij mij dat de euthanasie prima was. "Goed getimed hoor en volstrekt pijnloos. Zo zou je het een mens ook gunnen. Als het op is, is het op. Weggaan is moeilijk maar het is helemaal niet erg om dood te zijn. In de hemel is het een groot worsten buffet. Ik kan de hele dag eten wat ik wil en word geen gram zwaarder. Verder kan ik heerlijk overal kuilen graven zo diep als ik wil en soms verdwijn ik er zelf even in. Het is er niet koud of stikheet maar gewoon lekker en ik hoef nooit naar de plukker want mijn haar zit altijd goed, gewoon stevige, gezonde krullen. Ik hoef ook niet naar de nagelstylist want mijn nagels groeien niet te lang door. Verder heb ik nergens last van, geen reuma, geen kanker, geen huidaandoeningen. Ik zie jullie zo nu en dan zonder mij wandelen en een andere hond aaien. Dan ben ik niet jaloers, want daar ben ik ook van af, van die jaloezie. Dat was wel een beetje zwakke hoek van mij maar nu gun ik alles iedereen. Ik ben de betere versie van mezelf geworden hier, puur plezier. Zo fijn in de hemel. Ik speel de hele dag buiten en ’s avonds lig ik lui voor de houtkachel met een lekker teefje te wentelen. Dat jullie mij hebben laten castreren is ook vergeven want ik haal nu de schade in met 72 maagden. Kortom, het is hier een groot walhalla. Maak je geen zorgen over de dood, het is net als het leven maar dan zonder al dat moeilijke gedoe. Er is maar een ding dat ik mis en dat is rollen in dooie vis of voor de lol, rollen in dooie mol.

Want er zijn hier geen dooien. "

Menno Wigman lag er mooi bij in een Utrechtse etalage.