donderdag 26 september 2013

Bronbeek



25-9-2013, Arnhem

 BRONSBEEK




Vandaag mochten wij dan zingen voor mensen die op de een of andere manier verbonden zijn met de verschrikkingen van de oorlog in Indië.
Er zijn mensen die de kampen hebben overleefd maar vooral de tweede generatie is hier vertegenwoordigd. Zij zetten zich in voor het doorgeven van de verhalen. Op scholen worden de verhalen dan weer verteld opdat men niet vergeet. Persoonlijke verhalen. Beter dan opgedroogde geschiedenisboeken.



De sfeer is zeer beladen. Het formele deel is namelijk heel formeel. Dat werkt standaard op mijn en dijn lachzenuwen. De slappe lach ligt op de loer en verdomd: hij komt. Een schokkende schouder van het ingehouden lachen van mijn buurvrouw werkt ook niet mee om de boel te controleren.

Kijk naar de grond! Spreek ik mezelf toe. Dit kan echt niet. Zak door de grond.
Er komen speeches. En nog meer speeches. Er komen burgemeesters met grote kettingen die mensen tot Lid of Ridder gaan slaan. Ik zie alleen niet waarom de ene dan Lid is en de ander Ridder en dan komt het: het heeft de KONING Willem Alexander behaagd. Dat is dan voor het eerst, nieuw! Even wennen. Hare Majesteit vond ik toch leuker klinken. 
We gaan ze toezingen met liedjes die ze kennen. De Indische liedjes worden mee gewiegd, gedeind en er vloeien tranen. Het zonnetje gaat van ons scheiden. Herkenning. Het is lief en troostrijk. Een van de kersverse ridders, precies die ene die niet meer op zijn benen kan lopen wordt tussen het koor geplant en hartstochtelijk toegezongen met: O wat een man. Hij heeft de dag van zijn leven.
Dan is er eten. En dat kunnen ze. Koken. Ik spreek een stel krasse knarren met indrukwekkende uniformen en ritsen medailles die glimmen in de herfstzon. Ik houd van uniformen. En verkleedpartijtjes.
Ik heb een goed gesprek met de voorzitter.

 Hij:“ Dus ehh..jullie zijn  van Ali Babba”
Ik: “ Nou nee niet helemaal, u bedoelt van de 7 rovers?”
Hij: ”Ja die.”
  Ik: “ Wij zijn van Malle Babbe, maar dat is net zoiets.”
Hij: “O, van die van Belinda..ehh..”
Ik: ”Meuldijk?”
Hij: ” Van ehh..hoe heet ie ook alweer..ehh..Rob de Nijs!”
Ik: “Precies, maar dan een koor.”

Het middagprogramma is iets speciaals. Wij staan op het podium terwijl de film Paradise Road, althans een compilatie daarvan wordt gedraaid. Dat is dan de bedoeling dat die compilatie ook komt. Maar de compilatie laat het volstrekt afweten door een technisch mankement. Dat is lullig. En dat terwijl degene die de compilatie in elkaar heeft gedraaid daar verdraaid lang mee bezig is geweest en speciaal met ons knus in de bus is meegereisd om dat hele gebeuren dan voor zijn rekening te nemen. Waar onze dirigente dan ook blind op kan varen, zo’n man. Maarja, het schijnt dat de apparaten het niet trekken, iets met stroom. 
 En de regie ontbreekt volkomen. 

Bovendien wordt op het moment suprème, de meest akelige scène uit de film waar een kampslachtoffer in een soort martelingscène hangend boven scherpe punten in de brandende zon bijna het loodje legt, het toetje uitgedeeld onder de brave Indische mensen, die dat ijs ook niet kunnen laten smelten. Zeker als je honger hebt gekend. Ik hoor allemaal lepeltjes op glazen bordjes tikken tijdens the Captive’s Hymne waar vrouwen in lompen ter grave worden gedragen.
Hemeltjelief!  Dit is weer een slappe lach moment met mijn buurvrouw.  Wij hadden ons voorgenomen om in de meditatieve stand te gaan. Maar het is niet gelukt. Puur van de zenuwen die we weer eens niet in bedwang hebben. We duiken weg in het donker. Het hele gedoe is teveel. Spaans benauwd krijg ik het ervan. Los van de opvliegers . De emoties lopen op. De combinatie van die vreselijke beelden, dat hele, niet te bevatten erge wat mensen is overkomen en tegelijk de kracht van die vrouwen die daar met elkaar doorheen zijn gekomen, met hun stemmen, met hun wil, met hun solidariteit en dan dat misplaatste toetje en het geklungel met de techniek, de film die niet speelde, dat witte scherm, de lichten die aan en uitgingen: je kunt het gewoon niet bedenken.
Toch rapen we ons zelf weer bij elkaar en zingen door. Een voor allen, allen voor Leen. Zij slaat ons er doorheen. Net als die vrouwen toen met Glenn Close als dirigente. De gelijkenis is evident.
De mimiek van Glenn is die van Leen evenals het licht in de ogen.
Voor die Jappen, die hen onderdrukten en kleineerden zongen ze met een enorme levenskracht en trots.
Ze lieten zich niet kisten.
Als dan de Generaal op een kistje gaat staan met zijn megafoon en meldt: "The warr is over..but we can still be friends” gaan de rillingen van afschuw en ongeloof door de zaal. De zin die bij mij blijft hangen is van een van de kampbewoonsters op de vraag of ze de Jap niet haat. “Ik heb het geprobeerd, maar ik kan het gewoon niet. Hoe erger ze zich gedragen hoe meer ik met ze te doen heb.”

Vrijheid! Opluchting, blijdschap.
De vrouwen zijn vrij. De poorten gaan open en ze mogen gaan. Ze omhelzen elkaar en dan klinkt er weer muziek: Country Garden, Danny Boy. Kippenvel.

Terug in de bus gaan we onze emo-momenten even met elkaar delen onder het genot van een stel tanken wijn van onze stewardess in het gangpad, de zakken nootjes, kaasblokken, spekjes, glace’s, schuimblokken, engelse drop, chocoladepinda’s en dadels. Ontlading van het hele scala van emoties eten wij lekker weg.
 
We halen geld op voor de chauffeur en voor war child.
En we zouden wel willen zingen tot we een ons wegen. Maar helaas zijn wij na zo’n dag eerder een kilo of twee aangekomen.
Wij leven in weelde.











1 opmerking:

  1. Oh oh... wat heb ik allemaal gemist...
    Goed geschreven Jakseltje!
    Ik zat helaas (nou ja... helaas) in het vliegtuig vanuit Canada en heb nu een enorme jetlag...
    Woensdag hoor ik de andere verhalen wel!
    Liefs, Marlou

    BeantwoordenVerwijderen